Grote veranderingen in subsidies voor onderwijs en cultuur

Home » Nieuws » Grote veranderingen in subsidies voor onderwijs en cultuur

Vanaf 2025 voert het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) grote bezuinigingen door op subsidies. Het gaat om een structurele rijksbrede taakstelling, waarbij het aandeel van OCW oploopt van € 75 miljoen in 2025 tot € 361 miljoen per jaar vanaf 2029. Dit heeft directe gevolgen voor gemeenten, onderwijsinstellingen en culturele organisaties. Hoe raakt dit jouw werk en wat blijft behouden? 

 

De bezuinigingen richten zich vooral op het beëindigen van regelingen die volgens het ministerie niet effectief zijn of aflopen. Zo verdwijnt bijvoorbeeld het Regionaal investeringsfonds mbo (RIF), dat sinds 2014 samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven stimuleerde. Andere subsidieregelingen, zoals de Subsidieregeling versterking aansluiting beroepsonderwijskolom (SVAB) en de Subsidieregeling praktijkleren, blijven behouden vanwege hun cruciale rol in het versterken van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Ook culturele initiatieven worden herzien: middelen voor cultuureducatie worden bijvoorbeeld vanaf 2029 anders ingezet. 

 

OCW kiest ervoor om beleidsprioriteiten, zoals het aanpakken van het lerarentekort, het versterken van praktijkgericht onderwijs en de culturele basisinfrastructuur, zoveel mogelijk te ontzien. Voor het mbo blijft de focus op programma’s die studenten voorbereiden op tekortsectoren. Hetzelfde geldt voor middelen gericht op sociale veiligheid, bibliothekenbeleid, en journalistiek. Hier blijft de financiering grotendeels intact. 

 

Met de nadruk op structurele financiering wil OCW meer stabiliteit bieden. Dit vraagt echter ook om herprioritering en minder ruimte voor kleinere of incidentele projecten. Voor gemeenten betekent dit dat samenwerking en slimme keuzes in het onderwijs en cultuurbeleid belangrijker worden dan ooit. Denk aan het waarborgen van samenwerking tussen mbo’s en bedrijven zonder subsidies zoals het RIF, of het zoeken naar alternatieve financiering voor kleinere culturele projecten.